Het Palazzo Altemps in Rome
Voor het derde bezoek aan het Museo Nazionale Romano trek ik naar het centrum van de stad. Haast in het verlengde van de wondermooie Piazza Navona vind je de Piazza di Sant’Apollinare, genoemd naar de Basilica di Sant’Apollinare, gebouwd op de ruïnes van een antieke tempel voor Apollo. Hier vlakbij vind je de ingang van Palazzo Altemps. Dit gebouw dankt zijn naam aan kardinaal Marco Sittico Altemps, die het aankocht in 1568 na zijn verkiezing als kardinaal te Rome om er zich permanent te vestigen.



De sfeer in dit gebouw is totaal anders dan in het andere paleis, il Palazzo Massimo. In Palazzo Altemps heb je nog echt de indruk dat je elk moment de kardinaal of zijn gevolg kunt tegenkomen. De meeste muren en plafonds zijn prachtig beschilderd en het statige binnenplein met de monumentale fontein straalt een vredige rust uit. Wat een plek in het hart van Rome!



Bovenop het gebouw bevindt zich een dakterras en een uitkijktoren versierd met steenbokken die het symbool zijn van het geslacht Altemps. Het museum herbergt belangrijke collecties antieke kunstwerken waaronder een aantal prachtige Egyptische stukken verspreid over twee verdiepingen.
De veelal monumentale Griekse en Romeinse beelden die je in de verschillende kamers kunt bewonderen werden in de 16de en 17de eeuw door verschillende Romeinse adellijke families verzameld.



Het grootste deel van de tentoonstelling bestaat uit de collectie van Boncompagni Ludovisi, de collecties van Mattei e Del Drago en een aantal kunstwerken van het geslacht Altemps. De meeste antieke beelden werden fraai gerestaureerd tijdens de 16de en 17de eeuw door het kruim van de beste beeldhouwers uit die tijd zoals bv. Gian Lorenzo Bernini, Alessandro Algardi en Ippolito Buzio.



De collectie van Altemps werd gestart door kardinaal Marco Sittico Altemps en voortgezet door zijn neef Giovanni Angelo en bevatte oorspronkelijk een groot aantal antieke sculpturen van bijzondere waarde, een rijke collectie schilderijen en een reeks bijzondere oude teksten. Jammer genoeg werd de collectie vanaf 1621 geleidelijk opgenomen in private collecties en musea over de hele wereld, waaronder de Vaticaanse Musea, het British Museum, het Louvre en het Pushkin Museum.




Wat nog overblijft zijn vier grote standbeelden in de tuin. Een jeugdige Hercules, een rustende atleet, een menade en een Demeter plus enkele beeldhouwwerken langsheen de grote trap. De collectie Boncompagni Ludovisi werd lange tijd bewaard in het klooster van Certosa in le Terme di Diocleziano en werd in 1997 verhuisd naar het Palazzo Altemps. Eén van de meest indrukwekkende stukken is de enorme sarcofaag met de bijnaam “Grande Ludovisi”. De collectie Mattei werd oorspronkelijk aangelegd om het paleis en de tuinen van de Villa Mattei op te luisteren. In de 18de eeuw werd de collectie echter grotendeels opgekocht door Italiaanse en buitenlandse verzamelaars.




Na WO I werden de nog resterende stukken overgebracht naar le Terme di Diocleziano. In 1996 werden ze toegevoegd aan de collectie van het Palazzo Altemps. Onder deze kunstwerken bevinden zich de beroemde Dace Mattei en de prachtige sarcofaag met de mythe over het ontstaan van Rome. Werkelijk adembenemend is de schitterende arcade op de tweede verdieping. Hier zie je nog een aantal van de originele fresco’s en decoraties uit de tijd van de kardinaal. In de verte hoor ik het rumoer van de stad maar over de binnenplaats scheren grote aantallen gierende zwaluwen op zoek naar laagvliegende insecten. De avond wordt ingezet en de lampen in de zalen van het paleis worden aangestoken.
Tijdens dit bezoek aan het museum telde ik amper vijf andere bezoekers en een enkele zaalwachter. Je kunt hier dus in alle rust genieten van een topcollectie antieke kunst in een schitterend origineel kader. Nu ik drie van de vier musea achter de rug heb, raak ik steeds meer verbaasd over de verhouding prijs-kwaliteit van het toegangsticket. Wat een formidabele collectie voor zo’n lage prijs. Op naar deel vier!
Adres ingang: Piazza di Sant’Apollinare 46, Rome. Deze plek kom je tegen in de Romewandeling “Ponte”.